Yackobes Chraduz
De Albanese filosoof Yackobes Chraduz werd op 25 december 1900 (kerstnacht) geboren te Durrës. Zijn vader was visser, zijn moeder huisvrouw en nettenboetster. Yackobes was hun eerste kind en bleef hun enige zoon. Er volgden nog drie dochters.
Het gezin was arm. Zonder de bemiddeling en financiële steun van een kinderloos redersechtpaar dat de jonge Yackobes uit vertedering min of meer adopteerde, zou hij waarschijnlijk zelfs geen lager onderwijs hebben kunnen genieten. Door hun toedoen kon dat wel. Hij bleek erg slim te zijn, mocht ook middelbaar onderwijs volgen en daarna studeren aan een van de vijf Hogescholen die in 1957 zijn samengevoegd tot de Universiteit van Tirana (Universiteti i Tiranës).
Als filosoof was Yackobes Chraduz in veel opzichten een autodidact. Op de Hogeschool die hij bezocht, werd wel filosofie gedoceerd maar merkwaardig genoeg als onderdeel van het vak geschiedenis. En door de geïsoleerde positie die zijn land heel lang heeft ingenomen, had hij ook maar in beperkte mate toegang tot de belangrijke buitenlandse filosofen, terwijl na de communistische machtsovername de nadruk onevenredig op Marx en Engels kwam te liggen. Maar weinig was veel voor iemand van zijn intelligentie.
Afgestudeerd doceerde hij geschiedenis annex filosofie aan de Hogeschool waar hij zelf had gestudeerd. Daarnaast schreef en publiceerde hij werken waarvan ik de Albanese titels achterwege zal laten. De Nederlandse titels van die romans zijn ‘Dieper dan diep’, ‘Vermoedelijke zekerheid’, ‘Gestolen pacht’ en die van de filosofische studies ‘Macht van onmacht’, ‘Begrip van onbegrip’ en ‘Moed der wanhoop.’ Dat laatste werk, gepubliceerd in 1955 kwam hem op twintig jaar gevangenisstraf te staan wegens belediging van de revolutie en haar grote leider Enver Hoxha, die nota bene een bewonderaar van zijn romans heette te zijn. Bovendien werd hij gedwongen te scheiden van zijn vrouw Irena, een lerares geschiedenis waarmee hij in 1927 was getrouwd en kreeg hij na zijn ontslag uit de gevangenis voor de rest van zijn leven huisarrest opgelegd. Weliswaar in een fraaie villa in de regeringswijk van Tirana - zodat men hem in de gaten kon houden - maar ongetwijfeld was hij, zelfs met huisarrest, veel liever teruggekeerd naar de eenvoudige etage waar hij voor zijn arrestatie had gewoond.
Zijn huwelijk was kinderloos gebleven en zijn vrouw pleegde na de scheiding zelfmoord. Zijn jongste zuster, Jalinca, die na zijn arrestatie naar het Westen wist te vluchten en in Amsterdam terechtkwam, werd een goede vriendin van mij. Zij vertaalde de genoemde romans en filosofische werken evenals enige andere geschriften in het Nederlands. Helaas is zij onlangs overleden. De vertalingen heeft zij aan mij nagelaten.
Haar broer heeft het einde van de dictatuur niet meer mogen meemaken. Zij wel, en zij heeft ook nog het genoegen mogen smaken dat de faculteit Sociale Wetenschappen van de Universiteit van Tirana zowel het oude als het nieuwe werk van haar broer heeft opgenomen en laten uitgeven. Hij bleek tijdens zijn gevangenschap en huisarrest gewoon te hebben doorgewerkt, nog een roman en twee omvangrijke filosofische studie te hebben geschreven.
Ik ben Jalinca dankbaar voor haar vriendschap, voor wat ze mij over haar broer heeft verteld en de geestelijke rijkdom die daarvan uitging. Maar haar vertalingen behoeven grondige correcties voor wat het Nederlands aangaat. Ik heb daar een begin mee gemaakt. Naar het zich laat aanzien zal het echter veel tijd vergen.
Coos de Goede
UIT ZIJN WERK
Hoed je voor vrienden, sommige komen zelfs zonder dat je het weet naar je uitvaart.
Het voordeel van jong zijn is dat je oud kunt worden, het nadeel van oud zijn is dat je niet jong kunt worden.
Er staan geen hekken om het denken als je ze zelf niet plaatst.
Er staat geen wind maar ik heb hem wel tegen.
Soms heb ik gedachten die zodanig te denken geven dat het te denken geeft.
Ik probeer zo weinig mogelijk aan het toeval over te laten maar het toeval laat ook zo weinig mogelijk aan mij over.
In een brief aan zijn zuster Jalinca: Nu ik waarschijnlijk niet veel zomers meer te gaan heb, vind ik de andere seizoenen eigenlijk zonde van mijn tijd.
Nooit eerder heb ik ergens zo lang gewoond als waar ik oud ben geworden en nooit eerder heeft dat zo kort geduurd.
Meningen zijn als de bladzijden van een boek, je kunt ze omslaan.
Als er niemand meer leest of luistert, wil dat niet zeggen dat je niet meer schrijven of spreken moet, er is altijd iets wat namens jou leest of luistert.
Grote dichters zijn onsterfelijk door hun werk, hopen ze, kleine ook, want die denken zich groot.
Je moet geluk hebben om geluk te hebben.
Herinneringen zijn gebeurde verzinsels.
Dat wat vanzelfsprekend is, wordt het meest gezegd.
Iedereen heeft een eigen waarheid, ook als die objectief bezien helemaal niet of niet helemaal waar is, blijft het toch zijn of haar waarheid, ding an sich; niet te verwarren met leugens die dienen om te misleiden, beschuldigen of juist te beschermen.
Geboren worden is een straf, maar dat besef je uiteraard pas achteraf.
Beter jong en ongelukkig dan oud en tevreden.
Geluk is als drijfzand, slechts schijnbaar betrouwbaar.
Het probleem is dat domme mensen meestal niet beseffen dat ze dom zijn, dus misschien ben ik wel dom.
Somberen kan bij voorspoed, bij tegenslag is opgewektheid geboden.
ziel: We zouden het toch eigenlijk zelf wel moeten kunnen begrijpen, dat door het brein gevoede diepste eigen dat ons in wezen onbereikbaar maakt voor anderen, maar begrijp mij niet verkeerd, ik begrijp het niet .
Het leven geeft weinig reden tot vrolijkheid, dat is het leuke van vrolijk zijn.
Leven is de tijd doden tot de tijd jou doodt.
Niets doen is lang niet altijd niets doen.
IJverige mensen zijn vaak luiaards die voortdurend willen bewijzen dat niet te zijn.
*
PREEK ( MACHT VAN ONMACHT )
De stem van mijn vriend de predikant klinkt steeds zachter en wordt uiteindelijk onverstaanbaar. De gemeente mompelt. Ik sta op, mijn vriend zwijgt, kijkt vertwijfeld om zich heen, verlaat de preekstoel en wankelt lijkbleek naar mij toe. Ik vraag hem wat er scheelt.
‘Ik ben het kwijt,’ fluistert hij.
‘Wat, je tekst?’
‘Nee, mijn geloof.’
‘Zo plotseling?’
Hij knikt met tranen in zijn ogen.
‘Het is me gegeven en het is me ontnomen.’
‘Maar waaruit blijkt dat dan?’
‘Ik had plotseling het gevoel te staan liegen.’
‘Als dat al zo was, niemand had het gemerkt als je gewoon door was gegaan.’
‘Maar dat kon ik niet, ik had het gevoel in een ravijn te storten.’
‘Ga ze dan nu vertellen wat je is overkomen.’
‘Nee,’ hij schudt heftig het hoofd, ‘daarvoor zijn ze niet hier.’
Zijn gefluister is hees geworden door emotie.
‘Misschien toch wel,’ werp ik ook nog steeds fluisterend tegen, ‘misschien zijn ze toch ook daarvoor hier.’
‘Nee, nee, nee, ze zullen me naar de slachtbank leiden.’
‘Dan zijn ze het niet waard hier te zijn.’
‘Maar wat is dan nog, wat is nu nog de zin van mijn leven?’
‘Misschien je oprechtheid en onschuld?’
‘Een slachtdier is ook oprecht en onschuldig.’
‘Wellicht, en voor de vleeseters is de zin van dat leven het vlees dus de dood van dat dier, maar voor het dier zelf was het zijn leven in oprechtheid en onschuld.’
Mijn vriend begint hevig te snikken. De gemeente heeft in doodse stilte toegekeken hoe we daar stonden te fluisteren en merkt nu dat de predikant huilt. Geroezemoes. Dan gebaart iemand naar de organist en zet die een psalm in. De gemeente herkent de melodie en begint aarzelend te zingen. Ondertussen leid ik mijn vriend de kerk uit, maar waarheen?
*
Een land dat oorlog voert, wordt ziek, ook als het doel te rechtvaardigen is.
Grote gebeurtenissen werpen hun schaduw vooruit, zoals door ons besef van sterfelijkheid het sterven doet.
Als men beweert dat God niet bestaat, beweert men tegen beter weten in dat de mens niet bestaat.
Als ik van te voren had kunnen weten wat leven is, zou ik niet verwekt hebben willen worden.
Transcendentie ontkennen is als het ontkennen van seksualiteit en omgekeerd; laat dat Rome en de atheïsten gezegd zijn.
De tijd heelt lang niet alle wonden en is zelf een ongeneeslijke wond.
Het is voor velen moeilijk te aanvaarden, maar zonder een God is de mens, zelfs als hij omringd is door geliefden, gruwelijk alleen.
Zij die denken, moeten niet denken dat ze weten.
Onbeperkte vrijheid leidt tot dictatuur van die vrijheid.
Onwijs, zoals ik mijzelf van alles en nog wat heb wijsgemaakt.
Vaak is wat wij nastreven de weerschijn van wat wij achterlaten.
zonder welvaren is de hel. zonder tegenspoed vaart niemand wel,
Op sommige punten gelijk hebben, maar met een verwerpelijke mentaliteit, staat gelijk aan ongelijk hebben.
Leiders die beweren te weten wat het volk wil, willen doorgaans slechts dat het volk wil wat zij willen, om dat te eisen zodra ze daartoe voldoende macht hebben verworven.
Het is godgeklaagd, zoveel als ik houd van kerken en kerkdiensten.
*
God en de ziel ( Macht van onmacht )
Tegen een gure wind optornend, vraagt hij zich af of God bestaat. Dan bedenkt hij dat die vraag niet goed is, dat de vraag niet moet zijn of God bestaat maar wat je onder God verstaat. Vervolgens bedenkt dat het ook voor de ziel geldt, dat daarover ook de vraag niet moet zijn of de ziel bestaat maar wat je eronder verstaat.
Alsof de duivel ermee speelt, nadert dan een persoon - als door de wind gejaagd, schiet er door hem heen - waarvan hij met geen mogelijkheid kan vaststellen of het een man of een vrouw is. Noch de gestalte, noch de wapperde kleding geeft hem daarover uitsluitsel. Ook niet als de persoon vlakbij is gekomen en naar hem glimlacht, ook niet als die hem in het voorbijgaan ongevraagd meedeelt doorgaans zielsveel van de wereld te houden maar nu even niet.
Verbluft kijkt hij de persoon na, er even van overtuigd zowel God als de duivel te hebben ontmoet, maar als hij verdergaat, weer tegen die gure wind in, gelooft hij dat al niet meer. Want hoe zouden die zielsveel van de wereld kunnen houden maar even niet?
Maak jouw eigen website met JouwWeb